Tags

, , , , ,

In deel 1, 2 en 3 lees je hoe je een goede basis legt voor dialogen waarin personages geloofwaardig en in lijn met je plot spreken. In dit laatste deel van krachtige dialogen geef ik je voorbeelden van schrijftechnieken om de inhoud van de dialoog te versterken.

Subtekst versterkt de betrokkenheid van de lezer

‘Kom dit weekend maar niet naar Amsterdam. Het wordt hondenweer.’
‘Volgend weekend dan maar?’ vroeg ik.
‘We spreken elkaar gauw weer. Okay?’
Irritatie borrelde op. Dit was het derde weekend op rij dat ik haar niet zou zien. ‘Ik bel je,’ zei ik, en legde mijn telefoon neer.

Uit bovenstaande dialoog blijkt dat de personages niet in dezelfde stad wonen en dat de een de ander graag wil zien, terwijl de ander de boot afhoudt.

Ik lees dikwijls dialogen waarin de personages letterlijk een dergelijke conclusie uitspreken. Dat kan uiteraard, maar persoonlijk vind ik een dialoog met subtekst krachtiger. Met subtekst bedoel ik de impliciete betekenis van datgene dat niet wordt uitgesproken maar wat de lezer wel kan opmaken uit de tekst. Door de lezer zelf een conclusie te laten trekken (belevend lezen), vergroot een schrijver de emotionele betrokkenheid van de lezer bij zijn personages en verhaal.

Een dialoog met subtekst ontstaat door de personages vanuit hun drijfveren, karakter en sociale (culturele) achtergronden te laten spreken. Laten we eens kijken naar mijn dialoog. Beide personages zijn ontwijkend. Ze zeggen niet wat op hun hart ligt, wat ze écht willen. De Amsterdamse verschuilt zich achter een excuus om hem niet te zien. Mogelijk is haar drijfveer om zonder een confrontatie hun relatie als een kaars uit te laten gaan. Ook lees je dat de ik-figuur zijn irritatie niet uitspreekt. Wellicht ontwijkt hij de confrontatie en slikt hij de situatie om zo hun relatie (vooralsnog) in stand te houden.

Voor subtekst toon je dus in een dialoog wát er gezegd wordt vanuit de drijfveren, karakter en/of sociale achtergronden van je personages. Wanneer daardoor hiaten in de informatie ontstaan, vul dit dan aan met gedachten, lichaamstaal, flashbacks etc. om de informatie voor de lezer in de juiste context te plaatsen. In mijn voorbeeld is dat: Irritatie borrelde op. Dit was het derde weekend op rij dat ik haar niet zou zien.

Non-verbale communicatie versterkt inleving personages

Mensen, en dus ook personages, zeggen méér met non-verbale communicatie dan met gesproken woorden. Enerzijds omdat dit onze natuurlijke, onbewuste taal is die onze echte gevoelens en bedoelingen uitzenden en anderzijds omdat die niet gesproken taal zeker zo’n 70% van onze (onbewuste) communicatie betreft.

Het is daarom waarom non-verbale communicatie in dialogen een belangrijke plaats innemen. Je legt daarmee bloot wat de echte gevoelens en bedoelingen van je personages zijn, terwijl ze misschien iets zeggen dat daar haaks op staat. Dat maakt een personage in een gebeurtenis interessant voor de lezer en dit roept wellicht ook lezersvragen op. Dit brengt spanning in je verhaal, werkt het belevend lezen in de hand, maakt je personages levendig én zorgt voor een aangename afwisseling in lange dialogen.

Hieronder tref je een voorbeeld aan van een dialoog met waarin ik de focus leg op de non-verbale communicatie.

Susan keek diep in mijn ogen. ‘Alice,’ zei ze bijtend.
Ik zweeg.
‘Alice Brugman,’ ze slikte, ‘dé Alice van vorig jaar en van drie jaar geleden.’
Zweet parelde van mijn voorhoofd.
Ze wapperde een bon uit mijn portemonnee voor mijn ogen. ‘Rode rozen voor mevrouw A.Brugman.’ Ze beet op haar lip. ‘Veertig maar liefst.’
‘Verjaardag,’ antwoordde ik.
Ze liep om de tafel heen en drukte de toppen van haar vingers in haar wangen. ‘Ingrid belde me.’ Ze haalde diep adem. Schudde haar hoofd. ‘Ze heeft jou samen met Alice gezien in de serverruimte.’
‘Ingrid?’
Ze zakte in de stoel tegenover me, vouwde haar handen en sloot haar vochtige ogen.
‘Ik weet niet… weet niet wat ik moet zeggen,’ zei ik zachter dan ik wilde.
Ze draaide haar ring van haar vinger af. Haar knokkel kleurde rood. De ring rolde, kantelde en viel stil in het midden van de tafel. ‘Er valt ook niets meer te zeggen.’

Wanneer we in het bovenstaande voorbeeld de non-verbale communicatie zouden schrappen, dan missen we de interpretatie van de conversatie en de emotie in een scène.

De non-verbale communicatie zijn dus signalen om de spreekzinnen en personages in de juiste context te plaatsen. Bovendien resulteert dat in meer levendige personages.

Het dominante zintuig van mensen- en dus ook van personages- is het visuele. Dat is niet verwonderlijk, omdat ogen en gezichtsuitdrukkingen boekdelen spreken. We zien namelijk in iemands ogen of aan iemands gezicht of die belangstelling heeft, verwonderd, teleurgesteld, verdrietig of vijandig is, interesse of genegenheid toont etc. Daarmee is de non-verbale communicatie een waardevol aspect om vanuit de waarneming van een personage te ‘vertellen’ over de gevoelens en bedoelingen van een ander personage (zonder dat de schrijver dit expliciet uitlegt).  

Om te voorkomen dat personages in een verhaal heel wat kijken, staren, priemen, zien, turen, blikken, gluren en spieden is het goed ook de overige non-verbale communicatie in te zetten. Dat maakt een personage tevens levensechter. Google daarom eens op de verschillende gebaren, aanrakingen, stemmen,  lichaamshoudingen en –bewegingen en wat die vertellen over iemand.

Vragen?

Dit was het laatste deel van ‘krachtige dialogen.’ Wanneer je vragen hebt, stel die gerust door in het veld opmerkingen een reactie achter te laten. Ik beantwoord je vraag zo snel mogelijk.